Vorige week schreef ik in mijn blogje het volgende:
'Met het neerschrijven van deze dingen, vraag ik mezelf af waarom ik dan nog zo vaak vecht tegen Hem als er van alles in mijn leven tegenzit of gebeurt; waarom geef ik me gewoon niet gelijk over in geloof en vertrouwen dat Hij met de beproeving ook voor de uitkomst zal zorgen?
Tegelijk weet ik het antwoord ook wel, omdat ik ten diepste geen lijden wil, geen moeilijkheden, problemen enz.’
Als ik zondagmorgen in mijn Stille Tijd verder wil gaan in het Dagboek, word ik stilgezet bij de vraag hierboven: waarom vecht ik dan nog zo vaak …?
Nu klinkt het misschien alsof ik bijna altijd met God in gevecht ben als er dingen gebeuren, en dat is zeker niet het geval, maar er is wel zoveel gebeurt en gaande, dat nu ik meer moet doen dan ik eigenlijk lichamelijk kan, me dat regelmatig opbreekt en dan gebeurt het wel dat ik in mijn wanhoop tegenover Hem sta in plaats van buig.
Het blogje dat ik vorige week schreef en het feit dat de vraag die daarbij zo duidelijk naar voren kwam me niet losliet, zorgde ervoor dat ik niet verderging in het Dagboek, maar terugkeerde naar deze vraag, om daar verder over na te denken.
Het is daardoor een erg persoonlijk blogje geworden, en hoewel ik aarzel om het online te zetten, ervaar ik ook dat ik het niet voor mezelf moet houden, en dus ...
Als ik vorige week bij de vraag het antwoord schrijf dat ik het in wezen wel weet, want dat ik ten diepste geen lijden , moeilijkheden, problemen enz. wil, besef ik, als ik er langer over nadenk, dat dit niet het volledige antwoord is.
Uit mijn Stille Tijdschrift:
‘Eigenlijk is het antwoord heel simpel en eenvoudig: Ik wil dat lijden niet!
Ik vind het genoeg geweest; ik vind dat ik mijn porti wel heb gehad.
Ik vecht tegen U, omdat ik in wezen en ten diepste dan boos ben op U, omdat U het allemaal toelaat.
Ik vecht tegen U, omdat ik dit lijden niet meer wil, omdat ik het genoeg vind.
Genoeg is genoeg.
Dank U, lieve Vader, dat ik gewoon zo open en eerlijk kan en mag zijn naar U, dat U Zich daardoor niet van mij afkeert, maar geduldig wacht tot ik weer bij zinnen ben; dat U weet dat ik dit nu nog nodig heb om te kunnen komen waar U mij hebben wilt.
Dank U, dat Uw liefde voor mij niet minder wordt of is, als ik dit alles eerlijk overdenk en op een rijtje zet.
Heilige Geest leidt mij alstublieft naar waar ik uit moet komen.
In Jezus’ Naam.
- Amen -
U houdt van mij.
U houdt van mij zoals ik ben.
U houdt van mij zoals ik ben, maar U houdt zoveel van mij, dat U mij niet wil laten zoals ik ben.’
![]() |
De Pottenbakker - Caroline v.d. Vate |
Tijdens het bidden moest ik vervolgens denken aan het lied ‘U bent de Maker, ik ben de klei.’
(Opwekking 252 – Heer, doorgrond mijn hart)
Ik ben de klei …
Maar wat voor stuk klei ben ik, wat voor stuk klei wil ik zijn?
(er even vanuit gaande dat ik als klei daar ook maar een klein beetje zeggenschap over zou hebben 😉)
Ben ik zacht en kneedbaar in de handen van mijn Maker, of een vrij hard, droog stuk klei dat maar moeilijk kneedbaar is?
Mijn gedachten gingen verder …
Kan ik mijn vechten en tegenstribbelen zien als dingen waardoor de klei uitdroogt, en harder wordt?
Kan ik het aanvaarden van de dingen zoals ze komen en het willen ontdekken wat U mij wilt zeggen of wilt leren, zien als dat U, Heer Jezus, de Bron van Levend Water, erin komt en mij als klei zacht en kneedbaar houdt, als gewillig in de handen van de Boetseerder?
Alles dat in mijn leven gebeurt en komt, accepteren en aanvaarden als uit Uw hand.
U brengt het, geeft, het of U laat het toe.
(Behalve uiteraard de dingen die voortkomen uit mijn eigen verkeerde keuzes, of dingen die ik verkeerd doe)
Niet meer tegenstribbelen, niet meer vechten, maar aanvaarden en U vragen mij dat te leren wat U mij er doorheen wilt leren, en zo veranderen van een stug, onwillig homp kei, in een zacht, gewillig kneedbaar stuk klei.
Klei, dat precies zo gevormd kan worden zoals de Maker het wil hebben.
U bent de Maker; Ik ben de klei.
Kneed mij en vorm mij; Heer, verander mij.
Hoe meer ik tegenstribbel,
hoe meer ik vecht tegen U;
mopper en klaag over de dingen
die U toelaat of brengt in mijn leven,
hoe stugger ‘stuk klei’
ik zal zijn,
moeilijk kneedbaar
en vorm te geven.
Hoe eerder ik accepteer,
hoe eerder ik aanvaard;
zonder mopperen of klagen,
wat U toelaat of geeft,
hoe zachter en kneedbaarder
ik zal zijn, en de vorm krijgen
van de vrouw die tot
Uw eer en glorie leeft.
Wat wil ik worden?
Wie wil ik zijn?
Zacht en gewillig kneedbaar,
of als een hard, stug homp klei?
Wat wil ik worden?
Wie wil ik zijn?
Gevangen in mezelf,
of in Jezus volkomen vrij?
Wat wil ik worden, wie wil ik zijn?
Waar ik afgelopen weekend aan het opknappen was, werd ik in de loop van de week weer ziek.
Opnieuw een kuur, maar ik laat me er niet door weerhouden om dit schrijven af te maken.
Lichamelijk mag ik dan heel moe zijn en me niet lekker voelen, maar mijn in ziel is vrede en dankbaarheid.
Tot slot nog enkele Bijbelteksten om over na te denken:
‘Maar nu, HEERE, U bent onze Vader! Wij zijn het leem en U bent onze Pottenbakker: wij zijn allen het werk van Uw handen.’
Jesaja 64:8
‘En als u Hem als Vader aanroept Die zonder aanzien des persoons naar ieders werk oordeelt, wandel dan in de vreze des Heeren, gedurende de tijd van uw vreemdelingschap, in de wetenschap dat u niet met vergankelijke dingen, zilver of goud, vrijgekocht bent van uw zinloze levenswandel, die u door de vaderen overgeleverd is, maar met het kostbaar bloed van Christus, als van een smetteloos en onbevlekt Lam.’
1 Petrus 1:17-19
‘Wee hem die het tegen zijn Formeerder opneemt – een potscherf tussen aarden scherven.
Zal het leem soms tegen zijn formeerder zeggen: Wat maakt u?
Of zal uw werk zeggen: Hij heeft geen handen?’
Jesaja 45:9
‘Maar, o mens, wie bent u toch dat u God tegenspreekt? Zal ook het maaksel tegen hem die het gemaakt heeft, zeggen: Waarom hebt u mij zó gemaakt?'
Romeinen 9:20
‘HEERE, U doorgrondt en kent mij.
Ú kent mijn zitten en mijn opstaan, U begrijpt van verre mijn gedachten.
U onderzoekt mijn gaan en mijn liggen, U bent met al mijn wegen vertrouwd.
Al is er nog geen woord op mijn tong, zie, HEERE, U weet het alles.
U sluit mij in van achter en van voren, U legt Uw hand op mij.
Dit kennen – het is mij te wonderlijk, te hoog, ik kan er niet bij.’
Psalm 139:1-6
Gods rijke zegen
en een Liefdevolle Groet,
Rita