Abraham (en Izaäk)
‘Hij zei: Neem toch uw zoon, uw enige, die u liefhebt, Izak, ga naar het land Moria, en offer hem daar als brandoffer op een van de bergen die Ik u noemen zal.’
Genesis 22:2
Terwijl ik bezig was met het stukje van de vorige keer kwam ook dit in mijn gedachten, dit moment waar God aan Abraham vraagt om naar het land Moria te gaan om daar zijn enige zoon, waar hij zolang op had gewacht en die hij zo liefhad, te offeren.
Wat een onbegrijpelijke vraag was dit -menselijk gezien, van God aan Abraham.
Zo lang op moeten wachten, zo kostbaar en geliefd, en nu vraagt God van Abraham om hem te offeren!
In dit hele stukje lezen we niets van wat deze opdracht van God met Abraham deed, in de zin van welke emoties het bij hem losmaakte, wat hij dacht, of dat hij strijd had, of …
We lezen alleen dat hij de volgende dag vroeg opstond, alles wat hij nodig had klaarmaakte en ging.
We lezen dat hij als hij er bijna is, de knechten gebiedt om daar te blijven en dat alleen hij en Izaäk verder gaan en zij later samen terug zullen komen.
We lezen hoe Abraham Izaäks vraag naar het lam voor het brandoffer beantwoordt met dat God Zelf daarin zal voorzien.
We lezen alleen hoe Abraham het altaar bouwt, het hout schikt, zijn zoon vastbindt en op het hout op het altaar legt en het mes nam om zijn zoon te slachten.
We lezen alleen …
Wat er ook door Abraham is heengegaan aan vragen of emoties, het was duidelijk niet van belang voor God om dit in Zijn Woord te vermelden; het gaat duidelijk alleen om het feit dat Abraham gehoorzaam was en deed wat Hij hem vroeg.
Abraham ging, bouwde en legde zijn enige en zo geliefde zoon op dat altaar, en schijnbaar had zijn zoon ook zóveel vertrouwen in zijn vader, én in de God van zijn vader, dat hij zich op het altaar liet leggen.
Ik wil niets invullen, maar ik kan me nauwelijks voorstellen dat er niet van alles door Abraham en Izaäk is heengegaan.
Maar wat er ook door hen heen is gegaan, wat het hen ook heeft gekost om te gaan en te doen, ze deden wat de Heer hen vroeg, hoe onbegrijpelijk ook voor hen moet zijn geweest.
Zowel Abrahams als Izaäks houding was er één van geloof en vertrouwen.
Het was niet de eerste keer dat God iets moeilijks van Abraham vroeg, maar ik denk wel het moeilijkste.
En als we Abrahams verhaal lezen in de Bijbel (Gen. 12 t/m 25:11), dan is er één ding dat steeds opnieuw opvalt, namelijk dat Abraham gehoorzaamt.
Wat de Heer ook van hem vroeg, hij gehoorzaamde!
Als ons leven over rozen gaat, is het heel makkelijk om te zeggen dat Gods wegen en gedachten hoger zijn dan die van ons; dat Hij immers alles zal doen meewerken ten goede voor wie Hem liefhebben.
Als ons leven over rozen gaat, is het feit dat God ook de Onbegrijpelijke is vaak geen issue, en ook klinkt er dan meestal geen waarom-vraag.
Maar het leven kan soms heel zwaar en moeilijk zijn.
De Heer kan dingen toelaten in ons leven, dingen van ons vragen, waardoor alles in ons het uitschreeuwt naar Hem: Ik begrijp het niet; ik begrijp U niet; ik begrijp deze weg(en) niet. Waarom?
Ik heb geen idee of dergelijke gedachten en vragen in Abrahams hoofd zijn opgekomen, we lezen er niets over, maar uiteindelijk is dat ook niet waar het om gaat.
Waar het om gaat, is dat Abraham gehoorzaamde, iedere keer weer, en bij alles wat de Heer van hem vroeg.
Waar het om gaat, is dat Abraham een rotsvast geloof en vertrouwen had in zijn Heer en God.
Inmiddels zijn we nog maar één dag verwijderd van Goede Vrijdag en Pasen, en daarmee komt ook opnieuw het besef binnen hoe onbegrijpelijk het in wezen eigenlijk ook is, wat God voor ons heeft gedaan; hoe onbegrijpelijk eigenlijk Zijn liefde en genade zijn voor ons mensen die zo gezondigd hebben en zondigen.
Hoe onbegrijpelijk dat Hij zoveel van ons hield, zo met ons bewogen was in hetgeen we onszelf hadden aangedaan, dat Hij Zijn hand uitstak om ons toch te redden, om de weg terug naar Hem weer vrij te maken.
Onbegrijpelijk, dat Hij Zijn Zoon zond vanuit die heerlijke heerlijkheid, om mens te worden en op Zich te nemen, en te doen, wat wij nooit konden.
Jezus
‘Hij is het Beeld van de onzichtbare God, de Eerstgeborene van heel de schepping.’
Kolossenzen 1:15
‘Hij, Die de afstraling van Gods heerlijkheid is en de afdruk van Zijn zelfstandigheid, Die alle dingen draagt door Zijn krachtig woord, …’
Hebr. 1:3a
‘… Die, hoewel Hij de gestalte van God had, Zich niet heeft vastgeklampt aan zijn goddelijke rechten. Integendeel, Hij legde zijn grote macht en heerlijkheid af, nam de gestalte aan van een dienaar en werd een mens. Herkenbaar als mens, vernederde Hij Zich en gehoorzaamde tot het uiterste, zelfs tot in de dood aan het kruis.’
Fil. 2:6-8 (HB)
‘Want zo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat ieder die in Hem gelooft, niet verloren gaat, maar eeuwig leven heeft.’
Joh. 3:16
‘Want wij hebben geen Hogepriester Die geen medelijden kan hebben met onze zwakheden, maar Een Die in alles op dezelfde wijze als wij is verzocht, maar zonder zonde.’
Hebr. 4:15
We zijn slechts nog enkele dagen verwijderd van Goede Vrijdag en Pasen.
De dagen, die het meest getuigen van Zijn Liefde voor ons!
Hoe onbegrijpelijk!
We zijn slechts nog enkele dagen verwijderd van Goede Vrijdag en Pasen.
De dagen, die het meest getuigen van Zijn Genade voor ons!
Hoe onbegrijpelijk!
We zijn slechts nog enkele dagen verwijderd van Goede Vrijdag en Pasen.
De dagen, die het meest getuigen van Zijn bewogenheid met ons!
Hoe onbegrijpelijk!
Was het makkelijk voor Hem?
Ging het als vanzelf, omdat Hij naast volledig mens ook God was?
Wie dát denkt, zit er verder naast dan ooit mogelijk is.
‘Vader, als U wilt, neem deze drinkbeker van Mij weg; maar laat niet Mijn wil, maar de Uwe geschieden. En aan Hem verscheen een engel uit de hemel, die Hem versterkte. En Hij kwam in zware zielenstrijd en bad des te vuriger. En Zijn zweet werd als grote druppels bloed, die op de aarde neervielen.'
Luc. 22:42-44
‘Hoewel Hij de Zoon was, heeft Hij toch gehoorzaamheid geleerd uit wat Hij heeft geleden.’
Hebr. 5:8
Hoe onbegrijpelijk eigenlijk allemaal!
God schiep de mens, en de mens komt tegen Hem in opstand, wil aan Hem gelijk zijn en vervalt in zonde.
De eens zo wonderschone liefdesband, die wonderbare relatie met Hem is verbroken.
En er is niets dat wij ooit zelf kunnen doen om dat te herstellen.
En hoe onbegrijpelijk, God komt ons tegemoet!
Hij zond Zijn enig geboren Zoon, Jezus.
Alleen Hij, Die zonder zonden was, kon de weg naar God weer herstellen.
‘Want Hem Die geen zonde gekend heeft, heeft Hij voor ons tot zonde gemaakt, opdat wij zouden worden gerechtigheid van God in Hem.’ (2 Kor. 5:21)
God, Die mens werd, en de straf die wij hadden verdiend op Zich nam.
God, Die Zijn enig geboren Zoon gaf als offer om ons te redden.
God, Die van Zijn kant alles heeft gedaan voor ons, omdat Hij zoveel van ons hield.
Jezus, Die zo bereid was om deze afschuwelijke lijdensweg te gaan.
Uit liefde, uit gehoorzaamheid, uit bewogenheid.
‘Maar Hij is om onze overtredingen verwond, om onze ongerechtigheden verbrijzeld. De straf die ons de vrede aanbrengt, was op Hem, en door Zijn striemen is er voor ons genezing gekomen.’
Jes. 53:5
Hoe onbegrijpelijk ...
‘Genade, zo oneindig groot,
dat ik, die ’t niet verdien,
het leven vond, want ik was dood
en blind, maar nu kan ’k zien.
Want Jezus droeg mijn zondelast
en tranen aan het kruis.
Hij houdt mij door genade vast
en brengt mij veilig thuis.’
Gehoorzaamheid …
Gehoorzaamheid is wat we in de levens van zowel Abraham als Jezus zien, en wat zij geleerd hebben door lijden heen.
Abraham verkeerde in onzekerheid, hij wist niet wat hem te wachten stond, maar hij geloofde én vertrouwde, én gehoorzaamde God.
Jezus wíst wat Hem te wachten stond, maar gehoorzaamde en richtte Zijn blik voorbij het lijden op wat daarna op hem wachtte.
En wij?
Geloof, vertrouwen en gehoorzaamheid.
Hoe onlosmakend zijn deze woorden met elkaar verbonden en verweven, en hoe gaan zij boven ons niet kunnen begrijpen uit.
Het sleutelwoord in dit alles is Overgave.
Overgave aan Hem Die ons geschapen heeft, overgave aan Hem Die ons leven vast in handen heeft.
Overgave aan Hem, Die ons zo liefhad, dat Hij wat Hij liefhad boven alles, prijsgaf om ons te redden.
Mijn Heer en God,
er gebeuren zoveel dingen
die ik niet kan begrijpen,
er is zoveel dat ik niet
kan inzien en verstaan,
maar als ik kijk naar
Uw Volmaakte plan,
dan zie ik daarin een God
Die van Zijn kinderen houdt
en hen zó is toegedaan.
Mijn Heer en Heiland,
als ik mijn ogen richt
op U, op de weg die U
uit liefde voor mij
zo gewillig bent gegaan,
dan begrijp ik niet
dat ik steeds opnieuw
met zoveel vragen,
soms tegensputterend,
voor U kan staan.
Mijn God en Vader,
mijn Heiland en Heer,
met al mijn niet begrijpen
verlang ik toch om U in
alles meer te vertrouwen,
door te zien op wie U bent,
op wat U heeft beloofd,
en op hoe U hebt bewezen,
door heel de Bijbel heen,
dat ik op U kan bouwen.
En zo, voor U, mijn Heer en God,
buig ik mij in alle eerbied neer.
Uw Naam wil ik loven en prijzen,
ja, U geven al mijn lof, dank en eer!
U wil ik kennen, U wil dienen;
in Uw voetspoor, Jezus, wil ik gaan.
Ik wil U in alles gehoorzamen,
en ook U in alles zijn toegedaan.
Gezegende dagen!
Dat met iedere keer dat we stilstaan bij het lijden en sterven van onze Heer en Heiland meer van Hem zullen gaan houden, en ons toewijden aan Hem; ook als we niets begrijpen van de dingen die gebeuren.
Een liefdevolle groet,Rita