zondag 26 oktober 2025

Week 44 - Omdat ik er zo naar verlang ...

De afgelopen tijd schrijft Murray over de vele facetten van de Heilige Geest; voor mijn gevoel zo’n beetje alles waarbij de Heilige Geest maar bij betrokken is -of hoort te zijn, in ons leven.
Het is zo ontzettend veel – en hij is er op dit moment nog niet mee klaar, dat het mij aan tijd ontbreek om dat allemaal op een rijtje te zetten en over te schrijven; misschien komt dat later nog eens.
Dus ga ik deze keer even terug in het Dagboek naar een hoofdstukje dat was blijven liggen om over te schrijven, simpelweg omdat ik in die week een keuze moest maken uit verschillende hoofdstukjes.
En zo wil ik je vandaag meenemen naar iets wat in dit hoofdstukje staat en waarin, denk ik, een mooie les of aansporing ligt voor iedereen die schrijft of spreekt over het Woord van God, en zelfs geldt voor het zingen van sommige liederen.

‘Predik het, omdat u gelooft dat het het onderwijs van Gods Woord is
en omdat u dit van ganser harte begeert.’

Andrew Murray

Er zijn nog heel wat dingen waar ik niet over geschreven heb, en dan niet zozeer omdat ik niet zou willen, maar gewoon omdat mij daarbij het gevoel bekroop van dat ik daartoe het recht niet zou hebben.
Soms ook omdat ik er veel te weinig van af weet en gevoelens van onbekwaamheid mij belagen.
En soms omdat ik belaagd word door gedachten als ‘wie denk je wel dat je bent’, of ‘dat kun je zelf niet eens’, of ‘dat doe jezelf nog zo vaak niet, of verkeerd’.
Toch zijn er ook vele keren geweest dat ik het wel gedaan heb, dat ik mijn gedachten en/of gevoelens negeerde en toch schreef, gewoon omdat ik te midden van deze gedachten en gevoelens ervoer dat ik het moest doen.
Immers, ik leer zo veel tijdens en door mijn schrijven; het brengt mij zo dicht bij de Heer, bij Zijn Woord, en met regelmaat brengt de Heer -zo ervaar ik het echt, mij terug bij één van mijn schrijfsels, alsof Hij wil zeggen: ‘Weet je nog?’

Het is niet alleen met het schrijven zo, het was zo ook een keer met een lied dat we jaren geleden eens zongen in een dienst, en waar de spreker op een gegeven moment in zijn preek even naar teruggreep en aangaf dat hij daar moeite mee had om te zingen vanwege de grootheid van de woorden.
Het was het lied: ‘Jezus ik hou van U, meer dan de sterren van de hemel, meer dan het water van de zee …’, en het kwam over alsof we dit lied niet zouden kunnen zingen, omdat we iets zingen dat niet waar is, omdat we daartoe niet in staat zijn.
Ik weet nog goed dat mij het gevoel bekroop van ‘dat weet ik wel, maar ik verlang er zo naar en daarom zing ik het met heel mijn hart, en uit volle borst’.
Het feit dat ik het niet vergeten ben, laat zien dat zijn woorden mij raakten, en eigenlijk heeft het er een klein beetje voor gezorgd dat ik het een tijd niet onbevangen kon zingen.
Nog steeds komt deze herinnering boven als dit lied gezongen wordt.
(over de impact van woorden gesproken …)

En dan kom ik bij dit hoofdstukje van Murray uit.
De titel van dit hoofdstukje doet er niet toe, nog de tekst erbij, want het gaat vandaag over iets anders.
Laat ik je meenemen in een les uit dit hoofdstukje die ons vrij kan maken van alle gedachten en gevoelens waarmee de boze ons gevangen kan houden in het schrijven of spreken vanuit of over Gods Woord; ja, zelfs in het zingen van een lied als ‘Jezus. ik hou van U, meer dan de sterren aan de hemel, meer dan het water van de zee’. 

Het hoofdstukje begint met een voorbeeld over een voorganger die in een tijd van onrust, door de Boerenoorlog die woedde, een mede broeder-voorganger-leider vroeg om zijn best te doen om de gemoederen van de mensen om hem heen te kalmeren.
Het antwoord van deze beste man was, dat hij al moeite genoeg had met zichzelf, met zijn eigen onrustige gemoed, dus hoe zou hij dan anderen tot rust kunnen brengen?
Met andere woorden: hoe zou je anderen iets kunnen geven of vertellen, wat je zelf niet, of te weinig bezit?
Murray vertelt mij dat hier een oplossing voor is die hij heeft geleerd van John Wesley, die het op zijn beurt geleerd had van de Moravische Broeders.
(Ik ken geen van beide, alleen John Wesley van naam, maar er is online genoeg over hen te vinden)

Hoewel er door John Wesley toen hij begon met prediken velen tot bekering kwamen door zijn krachtige prediking, ervoer hij zelf dat het teveel een zaak van het verstand was, en dat hij nog niet de volle vreugde en liefde ervaarde die hij bij de Moraviër zag en hij vroeg aan deze broeder wat hij moest doen.
En deze man antwoordde: ‘Predik het omdat u gelooft dat Gods Woord het leert: u zult spoedig vinden wat u zoekt en dan zult u preken omdat u het bezit.’

Bezit ik alles wat ik schrijf, wat ik zeg, wat ik zing?
Nee, maar o, wat verlang ik daar wel naar!
Ik verlang naar meer en een groter geloof.
Ik verlang naar een onverdeeld hart dat Hem volkomen is toegewijd.
Ik verlang naar een hart dat zoveel van Hem houdt als de sterren aan de hemel en als het water van de zee.
Ik verlang naar …

Bezit ik alles wat ik schrijf, zeg, zing?
Nee, maar ik ‘begeer van ganser harte’.
Ik denk dat ik daardoor nog steeds met regelmaat van mijn eigen schrijfsels leer, omdat er heel veel is dat ik geschreven heb vanuit verlangen, vanuit begeren naar.
En ik denk ook dat door deze woorden, mij een soort van 'wapen' gegeven is om elke beschuldiging of aanklacht van de boze, die mij ervan wil houden om over bepaalde dingen te schrijven, spreken, of zingen, tegen te spreken.

Ik verlang.
Dus ik schrijf, zeg, zing …

Wat wil hij ons graag het zwijgen opleggen,
ons weerhouden te spreken of te zingen
van de grootheid, de liefde, de genade,
ja, van de trouw van onze God en Heer.

Wat wil hij ons graag onzeker maken,
ons aanklagen, schuldig doen voelen,
waardoor we ons laten weerhouden
om soms dat te doen wat is tot Zijn eer.

Wat laten we ons soms beroven van
het verlangen dat diep in ons leeft;
van wat we zo graag willen ontvangen,
van wat ons hart ten diepste zo begeert.

Hoeveel ruimte gaan we de boze nog geven
met zijn beschuldigingen of aanklachten,
simpelweg omdat we bepaalde dingen
nog niet in ons leven hebben geleerd?

Laten we toch blijven schrijven, spreken, of zingen
vanuit het oprechte verlangen om te ontvangen,
ja, om te bezitten alles wat Hij voor ons heeft.
Laten we ons toch blijven uitstrekken om te
ontvangen, vanuit dit vurige verlangen, tot Hij
het in ons leven volkomen voor het zeggen heeft.

‘want de mens ziet aan wat voor ogen is, maar de HEERE ziet het hart aan.’
1 Sam. 16:7b



Mag Zijn Geest in ons een groot en sterk verlangen geven naar meer, ja, naar alles van Hem; een verlangen dat ons doet schrijven of spreken of zingen, net zolang totdat we bezitten wat we schrijven, spreken of zingen.
Mag de Heere ons zo zegenen en vervullen met Zijn Heilige Geest.
In Jezus,  Naam.

Een liefdevolle groet,
Rita

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

'De God nu van de hoop moge u vervullen met alle blijdschap en vrede in het geloven, opdat u overvloedig bent in de hoop, door de kracht van de Heilige Geest.'
Romeinen 15:13